Bier als drank kennen we allemaal, en tegelijkertijd kennen we ze niet. Er wordt nog steeds ontzettend veel nonsens verteld over het gerstenat. Biersommelier Sofie Vanrafelghem geeft haar visie op vijf bekende biermythes.

Biermythe 1: Bier na wijn geeft venijn

De mythe:

Het verhaal gaat dat de kater de volgende dag wordt versterkt als je eerst wijn drinkt en daarna pas aan het bier gaat.

De waarheid:

Recent wetenschappelijk onderzoek van de Duitse Witten/Herdecke universiteit en het Britse Cambridge bevestigde het nog eens: de volgorde waarin je soorten alcohol drinkt maakt niets uit. Bier na wijn zorgt dus niet voor een zwaardere kater. De totale hoeveelheid alcohol die je consumeert daarentegen, verklaart de stevige kater.

De uitdrukking kent nochtans een lange geschiedenis en is terug te voeren tot de middeleeuwen. Wijn was toen de drank van de hogere klasse, terwijl bier de volksdrank was. De volkswijsheid verwijst naar een economisch gegeven: wie er financieel op achteruitging, kon zich geen wijn meer veroorloven. Kortom ‘bier na wijn is venijn’ betekent dus dat je gezakt was op de sociale ladder.

Conclusie:

Het is de hoeveelheid alcohol die de kater bepaalt, niet de volgorde waarin je het drinkt.

Biermythe 2: India Pale Ale bleef als enige bier drinkbaar gedurende een zeereis naar India

De mythe:

India Pale Ale onstond als bierstijl – zijnde een sterk gehopt bier - omdat andere bieren de lange reis naar de Britse kolonie India niet overleefden en ondrinkbaar werden. Dankzij de extra toevoeging van de hop bereikten ze India in goede staat en vielen ze bovendien erg in de smaak.

De waarheid:

De klassieke legende vertelt je dat de bierstijl India Pale Ale ontstaan is omdat de Britten op zoek waren naar een bier dat de lange zeereis naar de kolonie India kon overleven. Hop is bacterieremmend, dus meer hop toevoegen was de oplossing.

De waarheid is dat er zonder problemen allerlei soorten bieren naar de Britse kolonies verscheept. Er werd zelfs meer porter geëxporteerd. Dit goedkopere bier werd vooral door de soldaten gedronken. Het verhaal van wat later India Pale Ale werd genoemd, begon in de tweede helft van de 18de eeuw met een bestaand bier van brouwer George Hodgson. Hij brouwde het bier met de bedoeling om ze twee jaar te laten rijpen, wat de toevoeging van extra hop verklaarde.

De officieren van de East India Compagnie kozen ervoor om met George samen te werken omwille van zijn ligging in de buurt van de dokken (buiten Londen), zijn scherpe prijzen en vooral het feit dat de officiëren van op krediet konden kopen en pas bij thuiskomst moesten betalen. Het bier van George Hodgson werd al snel erg geliefd bij de officieren. Dat nieuws bereikte ook London waar het bier steeds populairder werd.

De hedendaagse IPA heeft weinig te maken met zijn 18de eeuwse voorganger. Deze waaide over uit de Verenigde Staten. Daar stak een aantal decennia geleden een nieuwe generatie brouwers deze stijl in een nieuw jasje. Voortaan was een IPA een bier met een uitgesproken hoppig karakter. Door gebruik te maken van Amerikaanse aromahoppen hebben deze bieren zeer expressieve frisfruitige neuzen met hoptonen van citrus, pompelmoes en exotisch fruit. Ondertussen ontdekten ook andere landen het potentieel van Amerikaanse en andere nieuwe wereldhoppen waardoor IPA’s een internationaal gebeuren zijn geworden.

Conclusie:

Is de IPA vernoemd naar het bier dat naar India werd verscheept? Ja, maar de toevoeging van hop speelde daar een kleinere rol in dan de mythe doet vermoeden.


Biermythe 3: Oorsprong van de tripel

De mythe:

Een tripel zou drie keer zoveel mout bevatten of zelfs drie keer vergist zijn.

De waarheid:

Wie een tripel bestelt op café verwacht een zwaar blond bier. Het idee ontstond al gauw dat je voor een dubbel twee keer zoveel mout nodig hebt en voor tripel drie keer zoveel. Daar blijkt niets van te kloppen. En met het aantal vergistingen of gisten heeft het ook niets te maken.

De benaming kent vermoedelijk zijn oorsprong in de middeleeuwen. De paters brouwden een licht bier, ideaal om bij de maaltijd te consumeren. Voor speciale gelegenheden kozen ze ervoor om een zwaarder bier te brouwen. De meeste mensen en paters konden niet konden lezen, daarom zette de brouwer (krijt-)kruizen op de vaten. Op een vat van een zwaarder bier: twee kruizen (dubbel) en op het vat van het zwaarste bier drie kruizen (tripel).

Dat een tripel nu gelijk staat aan een krachtig blond bier hebben we te danken aan Westmalle. Toen het zwaarste bier van Westmalle als tripel op de markt kwam, viel het onmiddellijk in de smaak. Dat succes bleef niet onopgemerkt en andere brouwers wilden maar al te graag mee op de kar springen. Op hun beurt begonnen ook zij tripels te brouwen. Zo werd ‘een tripel’ een begrip en een bierstijl.

Conclusie:

De tripel dankt zijn naam aan het aantal kruisjes dat op vaten werd gezet, niet de hoeveelheid mount of het aantal vergistingen.

Biermythe 4: Bier in plaats van water

De mythe:
In de middeleeuwen dronk men bier, omdat je van water ziek werd. 

De waarheid:
Het drinkwater in de middeleeuwen zat vol ziektekiemen. Gelukkig werd het water gekookt tijdens het brouwproces, waardoor bier veilig gedronken kon worden en het alternatief werd voor water.

Deze mythe vergeet het feit dat er buiten de steden veel gezonde waterbronnen beschikbaar waren. Daarnaast bestaat er geen bewijs dat men in de middeleeuwen water sowieso als onveilig beschouwde, tenzij het om duidelijk vervuild water ging natuurlijk. Bacteriën waren toen een nog onbekend begrip. Als ze toen wisten dat je water kan zuiveren door het te koken, dan had iedereen dat gedaan doen in plaats van bier te brouwen, wat veel extra werk betekende.

Nog een belangrijk feit is dat Middeleeuws bier met kruiden ofwel ‘gruut’ (= een kruidenmengeling) werd gebrouwen. Voor de productie van die gruutbieren was het helemaal niet nodig om het water tot kooktemperaturen te krijgen. Net als vandaag werd er toen vooral bier gedronken omdat men het graag dronk.

Conclusie:
Als men de kennis had dat je water kon koken om het drinkbaar te maken, dan hadden ze dat wel gedaan. Ook hoefde je bier met gruut niet te koken.

Biermythe 5: De tongkaart

De mythe:
Volgens een oude theorie zou je bepaalde smaken alleen op bepaalde plekken op je tong kunnen proeven.

De waarheid:
Jarenlang vond je ze terug in handboeken van hotelscholen, wijn- en bieropleidingen: de theorie van de tongkaart. Het basisidee is dat je een bepaalde smaak: zuur, zoet, zout of zuur alleen kan proeven op bepaalde delen van je tong. Bitter zou je bijvoorbeeld enkel kunnen detecteren op de achterkant van je tong, terwijl je zoet gaat ontdekken met het tipje van je tong.

De waarheid is dat deze theorie dateert uit 1901, uit ‘Zur Psychophysik des Geschmackssinnes’ dat geschreven werd door Harvard psycholoog D.P. Hanig. In 1974 werd deze theorie voor het eerst weerlegd door Virginia Collings. Sinds dan weten we dat elk deel van je tong, elke smaakpapil, iedere smaak kan detecteren. Later ontdekte men wel een verschil in gevoeligheid voor bepaalde smaken tussen de verscheidene soorten smaakpapillen.

Conclusie:
Welke smaak je proeft, is niet afhankelijk van verschillende gebieden op je tong.